Zak

“Doe me nog maar zo’n jenevertje, barman. Kom op, wel tot het randje vullen hè? Niet te krenterig. Geven met gulle hand. Als een Goedheiligman, hohoho!”

[bulderlach, gaat over in gerochel].

“Hoorde je dat schatje? Wil jij er ook een van mij?”
De blonde studente die achterin het café zit reageert niet, ze is verdiept in de berichtjes op haar telefoon. Henk wuift naar haar maar ze kijkt niet op. Hij zucht theatraal en richt zich weer tot de barman, die gele plastic schaaltjes vult en op de toog zit. Henk gluurt erin en schuift het schaaltje bruusk terug.

“Mag dat bakkie pepernoten alsjeblieft uit het zicht? Ik heb zo godsgruwelijk veel van die troep moeten eten. Trad je op voor een multinational en dan hadden ze wéér niet aan broodjes gedacht. Moesten we maar weer graaien, in onze eigen zak. Gallisch van alle kaneel. Bruine drab tussen je tanden. En tussen de klussen door een slappe kroket op het benzinestation.
Soms wel zes optredens op een dag. Zes. Het heeft me mijn tanden gekost, al die taai en melkchocola. Puisten van dat vette spul. En jeukende bulten op mijn kin vanwege de baardlijm. Scheren is een hel meneer. Een hel. Nog steeds, na al die jaren. Maar dat valt allemaal in het niet bij de artistieke offers die je moet brengen. Alles voor de kunst hè? De rol van je leven. Vooral toen ik op televisie kwam. En dan ging ik op auditie en oh, wat moesten ze dan lachen. Kijk eens wie daar binnen komt. Zitten we allemaal even recht? Nooit meer een serieuze rol. Terwijl ik als jongeman de meest fantastische had. Othello. King Lear. Ach, schenk er nog maar eentje in. En wat had ik nou net gezegd? Het gulle gebaar. Anders moet je in de zak, mee naar Spanje. Beter weertje in ieder geval dan in dit bekrompen pokkeland. En tenminste heerlijke, vriendelijke, warm-bloe-di-ge mensen.”

[dat laatste bijna spugend richting de studente]

De blonde studente kijkt geërgerd op. Henk ziet het en schraapt zijn keel. Glimlacht minzaam naar de barman, ademt diep in en uit. Schudt zijn schouders los. En zet De Stem op. De donkere, diepe, chocoladebruine stem. Vol volle manen, vol verwachting. Een stem die cadeautjes belooft, een wereld vol van zoetigheid. De stem van iemand die je diepste wensen kent. En ze allemaal kan vervullen. Als je braaf bent. Meisje lief.

Henk wordt Klaas. Henk declameert. De tekst van een willekeurig kinderliedje, simpele zinnen. Kortjakje is het, slepend, gedragen. Zijn stem vult het lege café. Hij controleert of hij al een beetje effect heeft. De blonde studente heeft een frons op haar voorhoofd maar de schuine, wat verlegen glimlach die plots rond haar mond speelt verraadt herkenning. De stem van de dronkelap aan de bar is de stem van haar jeugd. De stem van de man die gunstig gestemd moest worden, met tekeningen en liedjes. Middelpunt van spannende dromen, gretige verlangens. Van nachtelijke ritjes over de daken van de stad. En zij in haar bedje, hopend, bevend. Zou hij al komen?

Henk is Klaas. Ze herkent zijn pretoogjes, warme gevoelens stromen in haar hart. Zachte paardenvoetjes in haar binnenste maken plaats voor wild geraas. De studente glimlacht gulzig naar de oude man. Henk grijnst terug. Geeft een knipoog aan de verbaasde barman en wendt zich weer tot de blondine.

“Zo, meisje. Jij wil vast wel even op mijn schoot komen zitten.”