Parelend. Gevloden. Omfloerst.
Koketterie. Gewiekst.
Pront. Baatzucht.
Mistroostig.
Optorenend.
Verknocht.
Karbonkel.
Zwerk.

‘De Put’ van Jan J.B. Kuipers is met recht een literaire polderthriller. De taalvondsten glimmen extra verleidelijk in het verder zo grauwe universum van Siebe Edens, speurder uut Grunn. Misantroop, stuntelaar, scharrelaar.

Hij is een taoïstische privé-detective:
“Meebuig’n met de wind, handelen naar bevind van zaken. De situatie zoals die is voor je laten werken. Spontaan reageren, improviseren, de intuïtie inzetten”.
Je kunt het ook gewoon wat aanklooien noemen. Hij beklimt eens een muurtje, dringt een woning binnen en beledigt deze en gene. In de hoop dat zijn verdachten zich spontaan vergissen of verraden. Moeite doet hij vooral voor een gratis consumptie.

In zijn zwabberende spoor reis je langs de foutste plekken van Zeeland. Goes, Arnemuiden, Middelburg. Waar instituten occult zijn en intimiteit altijd berekenend. Een wereld van ecofeministen, sadistische politieagenten, lelijke accenten en occulte monumentenpandbewoners.

Een hilarisch en helaas ook nog eens herkenbaar verhaal. Zeeland Noir, zwart van hart, stinkend naar aangespoelde geheimen vanuit het meest hardnekkige slik.