If you’re going to be crazy, you have to get paid for it or else you’re going to be locked up.
Americana
Toen ik uit het vliegtuig stapte in Salt Lake City en op CNN zag dat Hunter S. Thompson zelfmoord had gepleegd, werd ik ter plekke herboren als personage. Mia Timiaan, onbeduidende Nederlandse freelancer, was plotseling een Schrijver. Op een epische zoektocht naar nieuwe verhalen, pompeuze hoofdletters en lelijke souvenirs.
Het was een droef bericht, zelfmoord. Maar het gaf ook Hoop: je eigen weg bepalen, vrijheid tot het bittere eind. Toen Thompson zichzelf door zijn hoofd schoot dacht zijn familie in de andere kamer dat hij een boek op de grond liet vallen. Daar moest ik voorzichtig om glimlachen.
Ik kocht een pocket van Fear and Loathing in Las Vegas, vroeg tevergeefs een Mormoon om koffie, huurde een benzineslurpende cabriolet en reed de andere kant op. Niet naar Vegas, maar naar Yellowstone. Want elke schrijver is ook onderzoeker, en mijn vakgebied is sociologie. Ik wilde me volledig onderdompelen in de toeristische natuur en waar kun je die beter analyseren dan in Yellowstone? Waar elk jaar meer dan twee miljoen mensen rondrijden om ongerepte oernatuur te zien. Mensen die alleen hun auto uitkomen om te eten. Natuurbehoud via massatoerisme, je moet het de Amerikanen nageven. Ik had vijf dagen Yellowstone gepland. Een enorme luxe aangezien de gemiddelde toerist drie uur uittrekt voor de bijna negenduizend vierkante kilometer van het park.
Yellowstone is één grote caldera. Een woord dat ook prima geschikt zou zijn voor een peperige cocktail. De ondergrondse supervulkaan onder het park meet 65 kilometer en kan elk moment ontploffen. Dus ik gaf flink gas. Onderweg wilde ik drie dingen doen: in een motel slapen. Een supermarkt bezoeken. Maar eerst koffie.
Mormonen houden niet van koffie, want dat staat gelijk aan drugs en porno. Ik geef ze groot gelijk, want toen ik Utah verliet en Idaho binnenreed werd mijn aandacht op de weg afgeleid door honderden bizarre koffiezaakjes. In de vorm van een oranje pion, een grote koffiepot, een Afrikaanse hut met rieten dak. De mooiste waren gewone houten cabines, maar dan gesitueerd naast de meest krankzinnige Americana. Een Eiffeltoren van ijsstokjes. Een metershoge olifant gemaakt van nummerborden. Een groot gat in de grond. De architect van deze parafernalia runde meestal ook de koffieshop en gaf je naast bodemloze slappe koffie ook een bodemloze slappe geschiedenisles over zijn creatie.
Fantastische kwartiertjes bracht ik zo door, met aan het eind standaard een gulle gift in de collectebus. Want zo werkt Amerika: als je geld verdient aan je obsessie dan ben je iemand. Geen maaivelden vol stiekeme fluisteraars hier, maar luidruchtige dromers met grote gebaren. Het land dat vluchters eert. Dat fantasten niet opknoopt, maar opkoopt en vervolgens trots tentoonstelt achter de tralies van de markt.
Op driekwart van de route naar Yellowstone besloot ik te overnachten in een motel. Dat viel helaas wat tegen. Ik had er meer van verwacht. Of minder, om precies te zijn. In films zijn het altijd troosteloze oorden waar je elk moment een lijk kan ontdekken. Maar het Sundown Hotel was eigenlijk best aardig: schoon, pastelkleurig, ruim. Helaas geen vibrerend bed of zwembad zonder water. Ook geen pick-uptrucks die rond middernacht langzaam voorbij je raam rijden.
Supermarkten waren daarentegen precies zoals ik me had voorgesteld. Ik moest huilen van ontroering bij het zien van diepgevroren microwave-breakfastpizza. Graag had ik wat dozen meegenomen als souvenir, maar ik vermoedde dat ze zouden lekken in mijn koffer. In plaats daarvan koos ik diverse potjes pillen en tubes vloeibare kaas.
Met Kyuss op de radio stuurde ik de cabriolet het park binnen. De Rangers hadden geruststellende hoeden. Een vrouwelijke Ranger adviseerde me om nog eens te oefenen met het linnen dak, mocht er plotseling een wild dier dichtbij komen. Ze had gelijk. Een open auto was misschien niet zo handig in een wildpark met beren, wolven en bizons. Maar zo kon ik optimaal de zwaveldampen ruiken en snel uit de auto springen bij toeristische stops. En die waren er genoeg. Spiritusblauw kokend water, pruttelende modderpotten, versteende bomen. Moeder Natuur, losgeslagen.
Mijn Europese geduld, verworven door uren te moeten wachten in restaurants, kwam nu van pas. Ik stopte bij een willekeurige toeristische attractie, pakte mijn notitieblok en observeerde de toeristen. Ze bleven meestal niet langer dan vier minuten, maakten dezelfde foto en droegen zakken etenswaren met zich mee. Want staren naar een pelikaan of een kudde bizons is leuker met pinda’s, broodjes en frisdrank. Toen er plotseling een zwarte beer langs de weg liep was het circus compleet. Ik zag volwassen mannen uit rijdende auto’s springen, statief in de aanslag. Kinderen wilden allemaal met de beer op de foto. Moeders werden hysterisch, van angst of van blijdschap of gewoon allebei.
’s Middags verdwenen alle toeristen om te gaan eten. Ik greep dat moment aan om een wandeling te maken en was elke keer alleen op het pad. Op de derde dag kwam ik bij een meertje, waar een enorme buffel naast lag. Ik voelde me innig dankbaar en verbonden met het Al. Voorzichtig liep ik langs de buffel. We hadden even oogcontact, maar hij bleef rustig liggen. Toen ik aan het eind van de wandeling weer bij het meertje kwam lag de buffel nog steeds op dezelfde plek. En de volgende dag ook. Hij was niet van plastic. Het was een echt beest, dat simpelweg besloten had om elke dag op dezelfde plek te gaan liggen. Systematisch als een ambtenaar.
De airco in de auto maakte mijn handen steeds droger. Ze veranderden in papier. Halverwege de dag stopte ik in een koffietent en las mijn notities door. Woorden werden daden: wat als? Zou het niet mooi zijn wanneer? En dan daden weer in woorden omzetten. Dat is reizen. En schrijven. Ik voelde mezelf transformeren tot literatuur, op weg naar het eindpunt van mijn tocht in Yellowstone: de ouwe trouwe, Old Faithful.
Het parkeerterrein was monumentaal. Maar eenmaal op het terrein bleken de her en der spuitende geisers minder indrukwekkend dan de zuchtende en steunende toeristen die rondhingen bij het stille gat dat Old Faithful was. Ze staarden naar de klokken die overal ophingen en leken onthand. Ik observeerde een gezin. Vader, moeder, twee jongens. Vader zuchtte. Moeder steunde. De jongens zeurden dat ze ijs wilden en chips en t-shirts. Vader schreeuwde dat het hier al duur genoeg was. Het duurde nog een half uur voor Old Faithful uitbarstte. De druk van het wachten scheurde het gezin langzaam uiteen.
Op een bordje naast het pad stond ‘alleen personeel’. Verbodsbordjes zijn een uitdaging voor hen die lezen wat er niet staat. Ik ging dus van de plastic boardwalk af en volgde een klein slingerend schelpenpad, weg van Old Faithful. Het pad slingerde tussen de dennenbomen door, naar een kleine houten cabine. Ik opende de deur en zag een mannetje in een blauwe overall bij een groot wiel, dat aangesloten zat op een ingewikkeld buizensysteem. Hij had een oranje baseballpet op zijn hoofd en knikte me vriendelijk toe. Met grote kracht draaide hij aan het wiel. De buizen sisten en rammelden.
‘U mag hier niet komen, ma’am’, zei hij. ‘Maar ach, we zijn in het Land of the Free, nietwaar?’
Ik knikte en keek hoe zijn spieren rolden terwijl hij het wiel in bedwang hield. Indrukwekkend voor zo’n oude man.
‘Mag ik vragen wat u aan het doen bent?’, vroeg ik.
Hij draaide zich om en kneep zijn ogen samen.
‘Kunt u een geheim bewaren?’
Ik mimede dat ik met een sleuteltje mijn mond afsloot, en vervolgens dat sleuteltje veilig inslikte. Dat snapte hij niet. Dus legde ik mijn hand op mijn hart. Dat begreep hij direct.
‘Ik doe al 30 jaar het onderhoud voor Old Faithful. Vroeger kon je de klok gelijk zetten op een eruptie. Netjes één keer per uur, ik hoefde alleen maar de paden te harken en het afval te verwijderen na de show. Maar met de komst van alle giftshops en cafetaria’s is het management anders gaan denken. Nu draag ik een walkietalkie bij me.’
Hij haalde het ding uit zijn zak en zwaaide ermee.
‘Als de uuropbrengst van de winkels tegenvalt dan sturen ze mij om aan dit wiel te draaien. En dan barst Ouwe Trouwe niet na een uur uit, maar na anderhalf uur. De tijdsbordjes worden aangepast en de wachtende toeristen kopen nog een ijsje of een t-shirt. Als de opbrengst weer volgens schema is dan zet ik de druk er weer op.’
Hij grijnsde, draaide nog wat aan het wiel en keek op zijn horloge.
‘Als u nog een plekje wilt veroveren moet u nu gaan. De show begint over exact tien minuten.’
Ik schudde zijn hand, liep terug naar de tribunes en zocht naar het gezinnetje van zo-even. De transformatie die ze hadden ondergaan was fantastisch. Moeder filmde hoe vader en zijn twee zoons in een schaduwrijk naaldbomenbos zaten. Ze waren aan het bouwen. Met takken en blikjes hadden ze samen een metershoge toren gemaakt. Toen Old Faithful uitbarstte keken ze glimlachend op. Het spuitende water ontlokte één kreet uit duizenden kelen. Drie minuten, vier minuten. Toen was het voorbij. Precies lang genoeg. We hadden weer honger en zin in koffie. Vader pakte de camera over van moeder en filmde zijn gezin, trots bij hun toren. Ik ging terug naar mijn auto, naar mijn notitieboekje. Voor de laatste keer even kijken bij mijn bizon. En dan weer verder, op reis.
“I was not proud of what I had learned but I never doubted that it was worth knowing.”
Hunter S. Thompson, The Rum Diary
Hunter S. Thompson cartoon by Curt Livingston
Reacties door Maria Timiaan
Funderen onder hypnose
Dankjewel!!